p o ë z i e
DE EXPERIMENTELE POËZIE VAN ANTONY KOK
Antony Kok (1882-1969) is bij de meeste literatuurliefhebbers alleen bekend als medeoprichter van het internationaal vermaarde kunsttijdschrift De Stijl en de schrijver van één gedicht: 'Nachtkroeg'. De bekendheid van 'Nachtkroeg' is te danken aan Paul Rodenko, die het gedicht in 1954 opnam in zijn bloemlezing uit de poëzie der avant-garde: Nieuwe griffels schone leien. Kok was daar toen wel blij mee. Hij had er zich al bij neergelegd dat zijn literaire werk in de vergetelheid zou raken.
Een dichter met grote ambities is Antony Kok nooit geweest; hij had vooral een passie voor muziek en beeldende kunst. Dat Kok zich in de periode tussen 1915 en 1923 stortte in het avontuur van de experimentele literatuur is het gevolg van zijn vriendschap met de bevlogen schilder, architect en schrijver Theo van Doesburg (1883-1931). Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, in augustus 1914 hebben Kok en Van Doesburg elkaar voor het eerst ontmoet in Tilburg, waar Kok werkte als spoorwegbeambte en Van Doesburg gelegerd was als dienstplichtig militair. Het werd een vriendschap voor het leven. Vanaf het begin hebben ze in een briefwisseling elkaars ideeën over kunst en literatuur toevertrouwd. Van Doesburg probeerde zijn vriend tot grotere literaire prestaties te stimuleren. Op 11 februari 1916 schrijft hij aan Antony Kok: 'Verzen lezen is verzen luisteren. Men leest de woorden en luistert naar den zin er van in zijn binnenste. Zoo heb ik je verzen gelezen: beluisterd'. Maar Van Doesburg wil meer van Kok: ' Je verzen zeiden me niet genoeg. Stuur mij verzen, die mij brengen, waar geen sterveling geweest is. Stuur mij verzen, die mij optillen van mijn stoel en mij plaatsen in den hemel. Naar zulke verzen snak ik!'
In 1920 legden Theo van Doesburg, Piet Mondriaan en Antony Kok hun ideeën vast in De Stijl in een manifest over de literatuur: de naturalistische cliché's en de dramatische woordfilms die de boekenfabrikanten ons leveren, per meter en per pond, bevatten niets van de nieuwe handgrepen van ons leven. Die nieuwe handgrepen zouden zij zelf leveren.
In tegenstelling tot Theo van Doesburg heeft Antony Kok die doelstellingen maar voor een klein deel waar kunnen maken. Dat heeft, behalve met zijn gebrek aan ambities, ook te maken met zijn voorliefde voor het religieus-mystieke. Daarvan getuigen de gedichten die Kok in 1917 en 1918 publiceerde in het tijdschrift Eenheid: 'Excelsior', 'De Rozelaar' en 'Gods licht'.
Het gedicht 'Klanken' uit 1916 is een typisch voorbeeld van de beoogde nieuwe poëzie. In een aantekening geeft Kok aan dat hij de op straat door een voorbijganger uitgesproken zin: 'De straat daar rechts daar zullen we heen' verstond als 'Statewets da wubbel dahee'.
'Annie' uit 1912 is het oudste bekende gedicht van Kok. Hij schreef het gedicht bij de geboorte van Annie van Beurden (1912-1990), de dochter van een vriend en collega bij de spoorwegen. Ook Theo van Doesburg heeft Annie van Beurden goed gekend. In de briefwisseling is sprake van een bewerking van het oorspronkelijke gedicht. De door Van Doesburg bewaarde versie uit 1915 is echter identiek aan het handschrift van het gedicht met de titel: 'Kindje. Aan Annie' dat door Kok werd gedateerd in 1912.
'Soldatenkwartier' en 'Nachtkroeg' dateren beide uit 1915. 'Nachtkroeg' werd pas in 1923 in De Stijl gepubliceerd. 'Nimmer kwam in Holland een dichter tot zoo sober en zuiver gebruik van zijn uitdrukkingsmateriaal. Dit alles zijn symptomen van een nieuwe versconstructie in Holland.' schreef Van Doesburg bij die gelegenheid.
Het gedicht 'Nachtkroeg' is in feite een bewerking van het gedicht 'Volle Nachtkroeg' dat Antony Kok op 13 september 1915 schreef.
Van Doesburgs reactie op het gedicht 'Soldaten Kwartier' loog er niet om: 'Die uitdrukking 'klootenschuren' vind ik toch erg goed; helemaal in toon, je ziet er de geslachtsdelen ten opzichte der houten banken in heen en weer schuiven'.
Ook over de in 1917 ontstane gedichten 'Stokpaardje' en 'Kultuurbeelden' was Theo van Doesburg zeer te spreken: ''Je laatste verzen vond ik weer uitstekend. Heb met veel genoegen het eerste 'Stokpaardje' gelezen. 'Kultuurbeelden' vind ik ook zeer goed. Ik zou moeilijk kunnen zeggen welk ik het beste vind.'
Het gedicht 'De wisselwachter' werd in november 1917 opgenomen in het tijdschrift Holland Express. Maar door onzorgvuldig handelen van de redactie werden de strofen niet in de juiste volgorde afgedrukt, waardoor het gedicht onbegrijpelijk werd.
'Stilte + Stem (vers in W)' ontstond evenals het gedicht 'Trein' in 1921. Het zijn de verst doorgevoerde klankgedichten die Kok heeft geschreven. 'Stilte + Stem (vers in W)' werd in oktober 1921 in De Stijl gepubliceerd.
Kurt Schwitters, die Antony Kok in 1923 leerde kennen, nam het gedicht ook op in zijn tijdschrift Merz.
De gedichten 'Jagadada' en 'Vlahaisvatka, poème dada' dateren uit 1923, toen Theo en Nelly van Doesburg en Kurt Schwitters hun 'Dadaveldtocht' in Nederland hielden. Van het dadaïsme zag Kok wel de humor in. 'Kok is eenige dagen mijn logé geweest' schreef Theo van Doesburg aan de Friese dichter Evert Rinsema, 'Ik heb hem eenige dadaïstische verzen voorgelezen, maar ik moest er mee ophouden, want ik dacht dat hij uit elkaar barstte van den lach'.
Na 1923 moet Antony Kok nog maar zelden poëzie hebben geschreven. Het enige bekende gedicht van na dat jaar is 'Kerkhof Bredaseweg' uit 1946. De 'Denkextracten' die Kok in De Stijl publiceerde waren het voorspel voor zijn grootste literaire productie. Antony Kok schreef tot aan zijn dood aan de lopende band aforismen. Soms had hij er genoeg van en verbrandde hij er duizenden tegelijk. Zijn aforismen zijn vaak moeilijk te dateren omdat hij ze met enige regelmaat opnieuw bundelde. Ze zijn geschreven in de periode tussen 1917 en 1969. De laatste jaren van zijn leven had 'de laatst levende van de oprichters van De Stijl', zoals hij zichzelf noemde, de vervelende gewoonte aangenomen om zijn aforismen op rijm te stellen. De hier opgenomen veertig aforismen zijn gekozen uit de ongeveer vierduizend, die bewaard zijn gebleven in de archieven van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum en bij enkele particulieren.
JEF VAN KEMPENTheo van Doesburg: 'De fabriek', Tilburg 1915
Theo van Doesburg (I.K. Bonset): 'Nacht' en 'Voorbijtrekkende troep'
uit: Nieuwe woordbeeldingen
___________________________________________________________
Meer informatie over
EXPERIMENTELE POËZIE, DADA en DE STIJL
op de website
Poëzie Website Antony Kok
www.antonykok.nl